Whiplash

Geplaatst op: oktober 6, 2023

Afgelopen maandag was ik op het 16e Letselschadecongres van de RUG. Het onderwerp was ‘Medisch moeilijk objectiveerbaar letsel’. Een hele mond vol maar het komt erop neer dat we een hele dag hebben geluisterd naar sprekers die vertelden over de problemen die belangenbehartigers en verzekeraars ervaren als er na een ongeval letsel ontstaat dat moeilijk aantoonbaar is.

Uiteraard denk ik dan direct aan whiplashletsel. Na een ongeval heeft het slachtoffer klachten die er voor het ongeval niet waren maar die niet kunnen worden aangetoond op bijvoorbeeld röntgenfoto’s, scans etc. De centrale vraag is dan vaak, kan iets wat niet aangetoond kan worden, dus niet kan worden geobjectiveerd, wel leiden tot beperkingen en dus tot schade?

Net als in mijn praktijk (tijdens mijn discussies met verzekeraars) waren in de zaal de meningen verdeeld. Niet geheel toevallig vonden de congresgangers die voor verzekeraars werkten dat zulke letsels niet kunnen leiden tot langdurige uitval en/of vergoeding van de schade. Evenmin toevallig vonden mijn collega belangenbehartigers uiteraard dat dit best kon. Sterker, in de praktijk blijkt dat het merendeel van de claims van letselschadeslachtoffers gebaseerd is op niet objectiveerbaar letsel.

Op de vraag wanneer deze klachten kunnen leiden tot een vergoeding van de  daardoor veroorzaakte schade zijn wij juristen uiteraard dol op jurisprudentie. Mijn oud collega Arvin Kolder beet dan ook hetspits af door de zaal voor te houden wat de Hoge Raad meent dat nodig is (lees door het slachtoffer aangetoond moet worden) om bij niet aantoonbaar letsel toch een schadevergoeding te kunnen krijgen. Ik bespaar u die juridische verwikkelingen maar het blijft erop neerkomen dat slachtoffers met niet aantoonbaar letsel er voor moeten zorgen dat ze aantonen dat het letsel door het ongeval kan komen. Het slachtoffer dient aan te tonen dat de klachten reëel zijn, dat het verhaal consequent en plausibel is. Ten slotte moet het slachtoffer aantonen dat de klachten niet zijn ontstaan door een alternatieve oorzaak. Dus de klachten moeten niet voor het ongeval al aanwezig zijn geweest en/of zonder ongeval ook hebben kunnen ontstaan.  

Dat deze deelvragen stof tot discussie en polarisatie kan opleveren bleek toen de zaal werd gefêteerd op een soort schouwspel door een verzekerings- en een letselschadeadvocaat die ieder in een fictieve zaak waarin bovenvermelde vragen aan de orde kwamen hun eigen standpunt verdedigde. Uit die (extra scherp neergezette) discussie werd duidelijk dat procederen in zaken waarin schade wordt gevorderd op grond van niet objectiveerbaar letsel zeker geen sinecure is. Het slachtoffer moet van goede huize komen, stevig in zijn schoenen staan en een goed plausibel consistent verhaal hebben waarbij de bereidheid moet bestaan medische onderzoeken te ondergaan, alle beschikbare medische gegevens moet willen overleggen (vaak ook van voor het ongeval). Ook moet het slachtoffer beschikken over een dikke huid want verzekeraars hebben best veel munitie om de rechtszaak te laten verworden tot een ware loopgravenoorlog.

Daar waar de gemoederen in de zaal na dit schouwspel hoog opliepen bracht de laatste spreker, mr. H. de Hek, raadsheer bij het Hof Leeuwarden alle partijen met een boeiend, relativerend en inspirerend betoog weer nader tot elkaar. Hij hield de zaal een spiegel voor. Hij pleitte voor meer dialoog en het innemen van meer reële uitgangspunten door zowel verzekeraars als belangenbehartigers. Laat partijen vooral veel en goed met elkaar praten en ga niet uit van extreme standpunten was, te kort samengevat, de boodschap. Deze zalvende woorden gaven zeker aanleiding voor alle congresgangers om na afloop samen een borrel te drinken.

Ik moest helaas direct weg. Ik had mijn wekelijkse padel les.

Gratis advies?
Sluiten

Gratis 10 minuten letselschade advies.