Opa Smidt.
Geplaatst op: juli 22, 2022
Deze week werd in de familiegroepsapp het bericht gedeeld dat mijn neefje (de zoon van mijn zus) in één keer zijn rijbewijs had gehaald. Heel knap natuurlijk maar ik moest meteen denken aan het rijexamen van mijn neef, de zoon van mijn tante. Deze neef (hij is net zo oud als ik) deed zijn rijlessen in Veendam. Voor zijn examen moest hij echter naar Winschoten. Winschoten was overigens geen onbekend terrein want daar woonden opa en oma Smidt. Opa Smidt was op de hoogte van het examen van zijn kleinzoon en had het volste vertrouwen in een goede afloop. Zijn vertrouwen was zo groot dat hij bedacht had om zijn kleinzoon te gaan verrassen met felicitaties in de vorm van een bosje bloemen na afloop van het examen.
Start- en vertrekplaats van de rijexamens was toen de parkeerplaats van De Klinker, de plaatselijke schouwburg. Met een bosje bloemen op de bijrijdersstoel van zijn Toyota Starlet reed mijn opa, tegen de tijd dat het examen wel zo ongeveer zou zijn afgelopen, naar De Klinker. Op de grote rotonde voor De Klinker zag opa Smidt mijn neef. Mijn neef -die het hele examen foutloos had afgelegd en dus volledig voldeed aan de hoge verwachtingen van zijn opa- zag opa Smidt echter te laat. Althans, de examinator zag opa Smidt eerder en vond de rem eerder dan mijn neef, die waarschijnlijk alleen maar dacht ”Wat komt die Toyota Starlet mij bekend voor!”. Een ingreep tien meter voor de finish was het gevolg. Mijn neef had opa Smidt op de rotonde voorrang moeten verlenen en was dus gezakt.
Dit verhaal speelde zich bijna vijfendertig jaar geleden af. In een tijdperk waar familieleden elkaar niet aanspraken wegens geleden (emotionele) schade.
Hoe anders is dat tegenwoordig.
In het aansprakelijkheidsrecht werden de laatste jaren de grenzen steeds weer gezocht en gevonden. Een van de meest opzienbarende uitspraken was wellicht het Hangmatarrest bewerkstelligd door mijn oud collega Arvin Kolder. Hij bedacht dat een bezitter een medebezitter zou moeten kunnen aanspreken bij een schadeveroorzakende gebeurtenis, ook als de bezitters familie van elkaar zijn. In dit geval sprak een vrouw haar man aan nadat zij door een val uit haar hangmat een dwarslaesie opliep. Zij viel omdat een betonnen pilaar van de gezamenlijke woning afbrak. Als bezitter van een gebrekkige opstal ben je risicoaansprakelijk voor de schade die de opstal veroorzaakt. Omdat de man ook bezitter was bedacht mijn oud collega dat die door zijn eigen vrouw aangesproken kon worden en werd de schade op de verzekering van de man geclaimd. Volgens de Hoge Raad met succes. De man moest voor zijn deel van het eigendom/zijn bezit van de woning (50%) bijdragen in de schade van zijn eigen vrouw. De verzekeraar diende dus 50% van de schade te vergoeden.
Met deze uitspraak leek het hek van de dam en verzekeraars vreesden een toename van “inter-relationele” claims. Risicoaansprakelijkheid geldt immers ook voor bezitters van dieren. Wat als de hond je vrouw bijt? Spreekt de vrouw dan de verzekeraar van de man aan? Uiteraard werd ook hier over geprocedeerd. Voor de Hoge Raad was de grens daarmee wel bereikt. Zij oordeelde dat de gevolgen voor verzekering en aansprakelijkheid te groot zouden worden bij de aanvaarding van aansprakelijkheid jegens medebezitters voor schade veroorzaakt door dieren. Dieren hebben een kenbare eigen energie (aldus de Hoge Raad), wat plat gezegd betekent dat je weet dat ze kunnen bijten. Door toch samen een hond te nemen aanvaard je als het ware het risico gebeten te worden als medebezitter van die hond. Dat kenbare risico is volgens de Hoge Raad niet te vergelijken met een verborgen gebrek aan een gezamenlijke woning.
Ik denk overigens wel eens dat als mijn neef toen ter tijd letselschadeadvocaat was geweest er wellicht al veel eerder een soort hangmatarrest was geweest.