Zelfreflectie

Geplaatst op: oktober 29, 2021

In het arbeidsrecht zal een werkgever, als hij de arbeidsovereenkomst met een werknemer wil ontbinden van goeden huize moeten komen. In elk geval administratief. Ik bedoel; voordat je een ‘dossier ’ hebt opgebouwd moet je als werkgever echt behoorlijk wat werk verzetten.

Regelmatig word ik gebeld door werkgevers die een conflict hebben met een werknemer en mij vragen een ontslagprocedure op te starten. Stuur me eerst maar het volledige dossier toe dat je hebt, zeg ik dan. Heel vaak krijg ik dan de arbeidsovereenkomst, een sporadisch functioneringsgesprek en wat losse appberichtjes toegestuurd. Alles was mondeling gegaan, de werknemer was keer op keer gewaarschuwd en wist drommels goed waar het over ging, is dan vaak het antwoord als ik vraag waar de rest van het dossier is.

Zelf ben ik als ondernemer en werkgever -ik zeg het eerlijk- niet consciëntieus bezig met gespreksverslagen, vastleggen van afspraken, het voeren van functioneringsgesprekken etc. Niet goed, maar ja, bij de schilder moet het ook altijd geschilderd worden.

Jaren geleden deed ik een ontslagzaak waarin de  werkgever wel degelijk aan dossieropbouw had gedaan. De werkgever had gesprekken gevoerd, derden ingeschakeld en er alles aan gedaan om het functioneren van de werknemer te verbeteren. Ondanks alle pogingen daartoe was het niet gelukt. Het hele traject eindigde uiteindelijk in een arbeidsconflict en kwam voor de kantonrechter.

De kantonrechter hield tijdens de zitting de werknemer een passage uit een rapport van een outplacementbureau voor. “Ik lees in dit rapport dat bij u iedere vorm van zelfreflectie ontbreekt, reageert u daar eens op?” Waarop de werknemer geïrriteerd antwoordde: “Daar herken ik mijzelf helemaal niet in”, hetgeen een kleine glimlach op het gezicht van de  kantonrechter opleverde. Hoe deze zaak afliep laat zich raden maar daar wilde ik het eigenlijk helemaal niet over hebben.

Voormelde anekdote vertelde ik aan een goede vriend. Hij vond het een mooi verhaal, moest er hard om lachen maar zijn Socratische levensopvatting (als ik dat al zo kan stellen) noopte hem om mij toch een aantal kritische vragen te stellen over zelfreflectie. Deed ik zelf wel aan zelfreflectie? Hoe was het überhaupt gesteld met zelfreflectie in de  advocatuur? En mijn klanten, waren die wel zelf-reflectief?

Soms vertel je de verkeerde mensen over je werk, was mijn eerste gedachte.

Maar zoals het een kundig Socratisch vragensteller betaamt zette hij me wel aan het denken. Eigenlijk was ik in mijn werk helemaal niet zo zelf-reflectief. Ik ben partijdig, meen oprecht dat mijn klant altijd gelijk heeft, vind de stellingen de wederpartij altijd onzinnig en vind het soms best lastig te vertellen aan mijn klant dat hij wellicht een zwakke zaak heeft. Kortom, mijn zelfreflectie zou best wel eens een dode hoek kunnen hebben.

Ik moest vervolgens denken aan regel 5 van onze tuchtregels: “De advocaat dient voor ogen te houden dat een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient boven een proces.”

Deze regel is niet opgesteld omdat advocaten niet kunnen of willen procederen, neen, deze regel is bedoeld om er voor te zorgen dat advocaten doen aan zelfreflectie, op zichzelf en hun zaak. Ik houd mij voor dat in praktijk ook steeds meer en beter te doen.

Soms is dus juist goed de “verkeerde” mensen over mijn werk te vertellen realiseerde ik me. Althans, als je het niet erg vindt om af en toe in de spiegel te kijken.   

Gratis advies?
Sluiten

Gratis 10 minuten letselschade advies.