Tucht

Geplaatst op: november 12, 2021

Advocaten hebben met slagers gemeen dat ze beiden hun eigen vlees keuren. In de advocatuur gebeurt dat door de plaatselijke ‘dekens’. In ieder arrondissement is er een plaatselijke orde van advocaten en aan het hoofd daarvan staat een deken. Die deken is belast met het toezicht op de advocaten in zijn arrondissement. Advocaten moeten zich aan de regels houden en doen ze dat niet kunnen ze onderwerp worden van een tuchtzaak.

Zo’n tuchtzaak kan worden aangespannen door een ontevreden klant maar ook door de deken zelf. Het toezicht op de advocatuur is mediagevoelig. Berichtgeving over het kantoor van de  landsadvocaat waar miljoenenfraude werd gepleegd zal waarschijnlijk niemand zijn ontgaan. Recent las ik over de arrestatie van een advocaat die de neef van ’s lands bekendste crimineel is en zich volgens justitie liet gebruiken door die neef om berichten uit de zwaar beveiligde gevangenis te smokkelen.

Het hebben van eigen tuchtrecht is een groot goed. Dat advocaten zich aan alle voor hen geldende regels en wetten moeten houden en dat daarop wordt toegezien onderscheid de beroepsgroep van andere juridische dienstverleners. Het is in mijn optiek dan ook terecht dat dat tuchtrecht onderwerp van aandacht is binnen onze beroepsgroep.

Dat toezicht is recent weer onderwerp van publicaties en moet weer op de schop, als het aan minister Dekker ligt. Zie: https://www.advocatie.nl/nieuws/minister-dekker-een-toezichthouder-voor-toezicht-op-alle-advocaten/

Niemand vindt het leuk als er over hem of haar wordt geklaagd. Een formele klacht bij de deken is voor advocaten vaak een hele vervelende aangelegenheid. Dat heeft enerzijds te maken met de  maatregelen die de deken kan opleggen doch anderzijds ook de tijd en verloren uren die een tuchtklacht kosten. Maak je het te bont kun je net als Bram Moskowicz van je beroepstroon gestoten worden en geschrapt worden van het tableau (de lijst waarop je naam komt te staan als je wordt beëdigd als advocaat). Je mag dan je beroep niet meer uitoefenen. De zwaarste straf. Maar ook minder verstrekkende klachten en straffen zijn vervelend en niet goed voor je imago als advocaat.

In de jaren dat ik advocaat ben heb ik 2 keer een klacht tegen mij ingediend gezien. 1 keer was het een vergissing, niet ik maar een kantoorgenoot was degene die de zaak had gedaan. De andere keer betrof het een zeer zware beschuldiging aan mijn adres.

Een klant die ik in het kader van een letselschadezaak bijstond betichtte mij ervan dat ik mijn broer, werkzaam in het ziekenhuis, de opdracht had gegeven medische stukken – die zijn letsel zouden aantonen- te laten verdwijnen. De klacht was als handgeschreven brief naar de deken gestuurd en via de deken door mij ontvangen. Ik werd door de deken op zijn kantoor uitgenodigd om mijn kant van het verhaal te vertellen. Tijdens die zitting vertelde ik dat ik helemaal geen broer heb en dus ook geen broer in het betreffende ziekenhuis die ik opdracht zou kunnen geven een dossier te laten verdwijnen. De klager was echter niet te overtuigen. De betreffende arts heette immers ook Venema en ik had hem de opdracht gegeven, aldus de klager. 

Gelukkig was de deken ervan overtuigd dat ik echt geen broer heb – wel een lieve zus overigens, maar die werkt niet in een ziekenhuis- en oordeelde hij de klacht uiteraard ongegrond.  

Deze onterechte klacht kostte mij veel tijd en negatieve energie. Toch hoort het erbij en meen ik dat aandacht voor de eigen controle op de advocatuur- zoals nu weer aan de orde- goed is. Als je je eigen vlees wilt blijven keuren moet iedereen ervan overtuigd zijn dat de keurmeester geen vooringenomen broer van de slager is.

Gratis advies?
Sluiten

Gratis 10 minuten letselschade advies.