Kamers
Geplaatst op: mei 24, 2024
Afgelopen maand hebben Judith en ik onze dochter Lies (weer eens) verhuisd. Ze studeert in Groningen en heeft sinds kort haar vierde kamer betrokken. Ze woonde met een vriendin in een burgerbuurt in een nieuwbouwappartement maar miste daar het studentengevoel. Hoewel ze er qua vierkante meters op achteruit is gegaan, snap ik haar wel. In de buurt waar ze woonde waren die zaterdagochtend – toen we als verhuizers arriveerden- al meerdere dames op leeftijd op de gezamenlijke parkeerplaats voor hun appartementen aan het ‘tuinieren’. Toen ik bij het achter uit inparkeren van de auto iets te dicht langs een boompje reed en per ongeluk een paardenbloem plette werd ik nog net niet gelyncht. Zo’n buurt dus. Het huidige huis, dat ze deelt met een handvol andere studenten, ademt studentenhuis. Gipsplaten kamertjes om elke ruimte optimaal te verzilveren, sluipdoor-kruipdoor trappen en overloopjes, een keuken uit het jaar ‘30 van de vorige eeuw en een hoop gezelligheid (zeg maar, lekkere rotzooi). Judith en ik wisselden tijdens het verhuizen een paar keer een blik van verstandhouding. We moesten beiden terugdenken aan onze eigen studententijd en -kamers.
Zelf ben ik ook vier keer verhuisd tijdens mijn studie in Groningen. Ik begon in mijn eerste jaar op een kamer aan de Folkingestraat. Die straat zag er toen overigens niet zo gelikt uit als tegenwoordig en ik zie mijn ouders – ouders verhuizen hun studerende kinderen immers, dat is van alle tijden- nog met een bezorgde blik om zich heen kijken de eerste keer dat ze mijn (nieuwe) kamer bezochten. Vrij naar het Klein Orkest zagen ze letterlijk:
“mensen wandelen langs porno en peepshow. En de neonreclames, die glitterend lokken: Kom dansen! Kom eten! Kom zuipen! Kom gokken!”.
Daarna ben ik nog drie keer verkast, de laatste verhuizing in Groningen was naar de Gorechtkade waar Judith en ik samen een echte flat betrokken. Daar woonden we totdat werk ons naar Emmen bracht.
Toen ik weer met een armvol planken de zoveelste trap opliep om via een smal gangetje uit te komen bij de kamer van Lies moest ik denken aan de letselschade slachtoffers die ik de afgelopen 25 jaar heb bijgestaan en die niet meer in staat waren zonder aanpassingen in hun eigen woning te blijven wonen. Slachtoffers die na een ongeval niet meer in staat zijn trap te lopen en/of aan een rolstoel gebonden zijn en niet meer in de eigen keuken kunnen koken, drempels kunnen beslechten laat staan naar de slaapkamer op de eerste verdiepding kunnen, zijn in mijn praktijk geen uitzondering. Omdat de aansprakelijke partij -lees de verzekeraar- het slachtoffer zo veel mogelijk in een situatie moet terugbrengen ‘als ware het ongeval niet was gebeurd’ betekent dat vaak dat op kosten van de verzekeraar de woning moet worden aangepast. Vroeger werd het slachtoffer vaak verwezen naar het WMO-loket van gemeente en werd door de verzekeraar een zak met geld op tafel gelegd waarbij het slachtoffer het zelf maar moest regelen. Dat is gelukkig tegenwoordig niet meer zo. Steeds meer verzekeraars nemen het aanpassen van een woning heel serieus, schakelen zelf deskundigen in en financieren de aanpassingen ook zelf. Dat is voor slachtoffers prettig en zorgt vaak ook voor een veel meer betrokken verzekeraar. Herstelgericht dienstverlening wordt dat genoemd. In meerdere van mijn zaken werd er op deze manier voor gezorgd dat slachtoffers die zich niet meer in hun eigen huis konden redden geholpen met alle noodzakelijke woningaanpassingen. In veel gevallen was dat het verschil tussen een eigen toegankelijk huis of verhuizen naar een verpleegtehuis.
Toen ik vervolgens met deze gedachte in mijn achterhoofd weer een trap afdaalde om weer een verhuisdoos op te halen realiseerde ik me dat huisjesmelkers diametraal het tegenovergestelde doen. Hun drang naar zoveel mogelijk kamertjes op zoveel mogelijk verdiepingen maakt dit soort studentenhuizen vooral heel ontoegankelijk.